Prioriteit van routevoertuigen
Uncategorized

Prioriteit van routevoertuigen

18.1.
Buiten kruispunten, waar tramlijnen de rijbaan kruisen, heeft de tram voorrang op spoorloze voertuigen, behalve bij het verlaten van de remise.

18.2.
Op wegen met een rijstrook voor routevoertuigen, gemarkeerd met borden 5.11.1, 5.13.1, 5.13.2 en 5.14, is het verboden om andere voertuigen op deze rijstrook te bewegen en te stoppen, met uitzondering van:

  • schoolbussen;

  • voertuigen die als passagierstaxi worden gebruikt;

  • voertuigen die worden gebruikt om passagiers te vervoeren, met uitzondering van de bestuurdersstoel, meer dan 8 zitplaatsen hebben, waarvan het technisch toelaatbare maximumgewicht meer dan 5 ton bedraagt, waarvan de lijst is goedgekeurd door de uitvoerende autoriteiten van de samenstellende entiteiten van de Russische Federatie - gg. Moskou, St. Petersburg en Sebastopol;

  • Fietsers zijn toegestaan ​​op rijstroken voor routevoertuigen als zo'n rijstrook zich aan de rechterkant bevindt.

Bestuurders van voertuigen die op rijstroken voor routevoertuigen mogen rijden, mogen bij het oprijden van een kruising vanaf zo'n rijstrook afwijken van de eisen van verkeersborden 4.1.1 t/m 4.1.6 

, 5.15.1 en 5.15.2 om op een dergelijke rijstrook te blijven rijden.

Als deze rijstrook door een onderbroken lijnmarkering wordt gescheiden van de rest van de rijbaan, moeten er bij het afslaan voertuigen op worden herbouwd. Het is op dergelijke plaatsen ook toegestaan ​​om bij het oprijden van de weg en voor het in- en uitstappen van passagiers aan de rechterrand van de rijbaan deze rijstrook in te rijden, mits dit de route-voertuigen niet hindert.

18.3.
In nederzettingen moeten chauffeurs voorrang geven aan trolleybussen en bussen die vertrekken vanaf de aangewezen stopplaats. Trolleybus- en buschauffeurs kunnen pas gaan rijden nadat ze ervoor hebben gezorgd dat ze voorrang krijgen.

Terug naar de inhoudsopgave

Voeg een reactie