Redenen voor het verminderen van het motorvermogen

Achter de vermogensdaling in de aandrijving zitten meestal storingen van verschillende elementen in de injectie- en ontstekingssystemen. Het kan ook een gevolg zijn van een gevaarlijk fenomeen.

In het voedingssysteem dat deel uitmaakt van het injectiesysteem, zal een afname van het motorvermogen worden veroorzaakt door een storing van de brandstofpomp (door verhoogde slijtage), die niet in staat is om voor voldoende brandstofstroom en dus brandstofdruk te zorgen. Een verstopte brandstofleiding of verstopt brandstoffilter kan dit symptoom ook veroorzaken. Andere elementen in het aandrijfsysteem, waarvan het uitvallen ervoor zorgt dat de motor minder vermogen produceert dan zou moeten, zijn de gasklepstandsensor en de luchtmassameter, of, op een andere manier door de belasting van de aandrijving te meten, de luchtdruk. inlaatspruitstuk sensor. Onjuiste werking van de injectoren manifesteert zich ook door een afname van het motorvermogen. Een soortgelijke reactie zal optreden in het geval van een storing van de koelvloeistoftemperatuursensor.

Het optimale ontstekingstijdstip, waarbij de motor het maximale rendement haalt, wordt constant aangepast. Door foutieve pingelsensor- of nokkenaspositiesignalen is het door de controller berekende ontstekingstijdstip niet correct. Verkeerd geïnstalleerd zogenaamde. statische ontstekingstijdstip zal ook voorkomen dat de motor het volledige vermogen ontwikkelt. In systemen waarvan de werking wordt bestuurd door een besturingsapparaat, manifesteert de storing zich op verschillende manieren. Ook vermogensreductie in geval van motorcontroller.

Als de vermindering van het vermogen gepaard gaat met een stijging van de motortemperatuur, hebben we te maken met een zeer gevaarlijk fenomeen van oververhitting van de aandrijfeenheid. De oorzaak moet onmiddellijk worden opgespoord en verholpen, aangezien voortgezet gebruik van de motor in deze toestand tot ernstige schade kan leiden.