Vergeten Vlaanderen - Kleine Oorlog
Militaire uitrusting

Vergeten Vlaanderen - Kleine oorlog

Terror Monitor, vlaggenschip Vadm. Spek. Bewerkingen van fotoarchief

De ‘Kleine Oorlog’ ontsnapt vaak aan de aandacht van historici, die zich liever bezighouden met grote en beroemde veldslagen dan met lokale, hoewel vaak interessante, acties waarbij bescheiden krachten betrokken zijn. Tijdens het wereldconflict van 1914-1918 werd de kust van Belgisch-Vlaanderen bezet door Duitse troepen en werden lokale havens door Kaiserliche Marine gebruikt voor de zogenaamde. Kleine oorlog op het Engelse Kanaal en aangrenzende wateren.

De taak van de Duitse strijdkrachten was om het goederenvervoer van Groot-Brittannië naar Frankrijk, in het bijzonder naar Duinkerken, te bemoeilijken en de activiteit van hun eigen onderzeeërs, gestationeerd in België en opererend op de scheepvaartroutes die naar de zuidelijke havens van Groot-Brittannië leiden, te verzekeren. Aan de andere kant concentreerde de Royal Navy aanzienlijke troepen in het Engelse Kanaalgebied. Ze moesten vechten tegen Duitse torpedobootjagers en de Straat Kaletan blokkeren voor onderzeeërs.

De acties van de Royal Navy waren echter niet effectief, aangezien het gecontroleerde gebied vrij groot was, bovendien werd de formatie van Britse schepen vaak bemoeilijkt door het weer, dat in dit gebied buitengewoon veranderlijk was. Zo werd gezocht naar andere oplossingen voor het "Vlaamse probleem". Een idee was om meer vliegtuigen te gebruiken met betere detectiemogelijkheden voor onderzeeërs. Het tweede idee werd geboren in het commando van de Royal Navy en omvatte de vernietiging van Duitse bases met behulp van monitoren en hun langeafstandskanonnen. De zaak was urgent, zeker na het begin van het Duitse onderzeebootoffensief in 1917. De boosdoener achter de hele operatie was een fout. Reginald H. Bacon - Commandant van de Dover Patrol. Er worden twee scenario's gepresenteerd. De eerste was de landing van tactische troepen bij Middelkerke, bestaande uit maximaal 3 brigades en de verovering van de haven in Zeebrugge zelf. Deze operatie was zeer riskant en moest worden gecoördineerd met het leger. Onderweg stonden Duitse troepen langs de kust. Het tweede idee van Bacon was om Zeebrugge en de kanaalsluizen alleen aan te vallen met luchtondersteunde zeestrijdkrachten (vanuit Franse bases bij Duinkerken), dat ook werd overgenomen.

Het plan leek eenvoudig, maar naarmate de details werden verfijnd, ontstonden er complicaties. Eerst werd het door Duitsland bezette Vlaanderen zwaar verdedigd. In het aan te vallen gebied werden veel artilleriebatterijen gebouwd. De sterkste was de batterij van Kaiser Wilhelm II met 4 kanonnen van 305 mm met een schietbereik van bijna 30 km. De tweede was de Tirpitz-batterij met 4 kanonnen van 280 mm met een vergelijkbaar bereik. Daarnaast werden er veel luchtafweerbatterijen gebouwd, zowel stationair als mobiel. Langs de kust werden loopgraven gegraven en machinegeweernesten en posities voor veldkanonnen opgesteld. Het bombardement moest worden uitgevoerd zonder dat er een doel in zicht was, dus het was belangrijk om de schepen nauwkeurig te positioneren. Theoretisch werd berekend dat 63 salvo's voldoende zouden moeten zijn om één treffer te krijgen. Aangezien er twee sluisdeuren waren, moesten er 126 salvo's worden afgevuurd om ze te vernietigen. Uiteindelijk werd berekend dat om de poorten van het kanaal permanent te vernietigen, het nodig is om - een kleinigheid - 252 raketten af ​​​​te vuren. Met andere woorden, de monitoren moesten meer dan een uur onder Duits vuur liggen. De moeilijkheid lag ook in het feit dat het nodig was om een ​​specifiek herkenningspunt aan te wijzen van waaruit te schieten, wat vrij moeilijk was onder de neus van de Duitsers. Er waren ook problemen met het weer, de wind waaide van rechts en de getijden, die de schepen die tijdens de beschietingen voor anker moesten gaan niet in beweging brachten. 41 schepen werden aan de operatie toegewezen.

Voeg een reactie