Oversteekplaatsen voor voetgangers en haltes van routevoertuigen
Uncategorized

Oversteekplaatsen voor voetgangers en haltes van routevoertuigen

wijzigingen per 8 april 2020

14.1.
Bestuurder van een voertuig dat een ongereguleerde oversteekplaats voor voetgangers nadert **, is verplicht om voorrang te geven aan voetgangers die de weg oversteken of de rijbaan (tramsporen) betreden om de oversteek te maken.

** De concepten van een gereglementeerde en ongereguleerde voetgangersoversteekplaats zijn vergelijkbaar met de begrippen van een gereglementeerde en ongereguleerde kruising, zoals vastgelegd in paragraaf 13.3. Van de regels.

14.2.
Als een voertuig stopt of vertraagt ​​voor een ongereguleerde oversteekplaats voor voetgangers, dan zijn de bestuurders van andere voertuigen die in dezelfde richting rijden ook verplicht om te stoppen of te vertragen. Het is toegestaan ​​om door te rijden met inachtneming van de eisen van paragraaf 14.1 van de Regels.

14.3.
Bij gereglementeerde oversteekplaatsen voor voetgangers, wanneer het verkeerslicht is ingeschakeld, moet de bestuurder voetgangers in staat stellen om de rijbaan (trambaan) van deze richting over te steken.

14.4.
Het is verboden om een ​​voetgangersoversteekplaats te betreden als er een file achter de oversteekplaats staat waardoor de bestuurder moet stoppen bij de oversteekplaats.

14.5.
In alle gevallen, ook buiten oversteekplaatsen voor voetgangers, moet de bestuurder blinde voetgangers die signaleren met een witte stok, laten passeren.

14.6.
De bestuurder moet voorrang geven aan voetgangers die van of naar een shuttle-voertuig lopen dat op de stopplaats staat (vanaf de zijkant van de deuren), als het in- en uitstappen gebeurt vanaf de rijbaan of vanaf de daarop gelegen landingsplaats.

14.7.
Bij het naderen van een stilstaand voertuig met de alarmknipperlichten aan en voorzien van de markeringen "Kinderwagen", moet de bestuurder indien nodig vertragen, stoppen en de kinderen laten passeren.

Terug naar de inhoudsopgave

Voeg een reactie