Verplichtingen en rechten van passagiers
Uncategorized

Verplichtingen en rechten van passagiers

5.1

Passagiers mogen instappen (van boord gaan) na het stoppen van het voertuig alleen vanaf de landingsplaats, en bij afwezigheid van een dergelijke locatie - vanaf het trottoir of de berm, en als dit niet mogelijk is, dan vanaf de uiterste rijstrook van de rijbaan (maar niet vanaf de zijkant van de aangrenzende rijstrook), op voorwaarde dat het veilig is en geen obstakels opwerpt voor andere weggebruikers.

5.2

Passagiers die een voertuig gebruiken, moeten:

a)zitten of staan ​​(indien voorzien in het ontwerp van het voertuig) op de daarvoor bestemde plaatsen, vasthoudend aan de leuning of andere voorziening;
b)tijdens het reizen in een voertuig uitgerust met veiligheidsgordels (behalve voor passagiers met een handicap, wiens fysiologische kenmerken het gebruik van veiligheidsgordels verhinderen), vastgemaakt worden, en op een motorfiets en bromfiets - in een motorhelm met knopen;
c)de rijbaan en de wegscheidingsstrook niet te vervuilen;
d)door hun acties geen bedreiging voor de verkeersveiligheid vormen.
e)in het geval van het stoppen of parkeren van voertuigen op hun verzoek op plaatsen waar stoppen, parkeren of parkeren alleen is toegestaan ​​voor chauffeurs die passagiers met een handicap vervoeren, op verzoek van de politieagent documenten overleggen die de handicap bevestigen (behalve voor passagiers met duidelijke tekenen van een handicap) (alinea toegevoegd 11.07.2018. XNUMX).

Terug naar de inhoudsopgave

5.3

Het is passagiers verboden om:

a)tijdens het rijden de aandacht van de bestuurder afleiden van het besturen van een voertuig en deze belemmeren;
b)om de deuren van het voertuig te openen zonder ervoor te zorgen dat het op het trottoir, de landingsplaats, de rand van de rijbaan of aan de kant van de weg staat;
c)voorkomen dat de deur sluit en de treden en uitsteeksels van voertuigen gebruiken om te rijden;
d)Ga tijdens het rijden achter in een vrachtwagen staan, ga aan de zijkanten zitten of op een plaats die niet is uitgerust voor zitplaatsen.

5.4

Bij een verkeersongeval moet de passagier van het bij het ongeval betrokken voertuig de gewonden mogelijke bijstand verlenen, het incident melden bij de instantie of bevoegde eenheid van de Nationale Politie en ter plaatse zijn tot de politie arriveert.

5.5

Tijdens het gebruik van het voertuig heeft de passagier het recht om:

a)veilig vervoer van uzelf en uw bagage;
b)vergoeding van veroorzaakte schade;
c)tijdige en nauwkeurige informatie ontvangen over de omstandigheden en volgorde van beweging.

Voeg een reactie